Tikkende vingers

Voor Tourette Magazine schreef ik als nieuwe vaste blogger onderstaande column:

fullsizerender

Kaatsheuvel, 1987. Gebiologeerd staar ik naar een verliefd stelletje dat voor me in de wachtrij staat. Hij heeft zijn arm liefdevol om haar heen geslagen, haar hand rust op zijn rug. Er is meer dan genoeg te zien voor een nieuwsgierige 13-jarige. Toch is het die hand die mijn aandacht trekt. Met een zenuwachtig gefriemel zijn haar vingers continu in beweging. Niet op een speelse manier, zoals veel mensen uit verveling doen, maar met korte, plotselinge bewegingen. Is ze nerveus vanwege het vooruitzicht om zo meteen met een razende snelheid en tergende G-krachten door loopings en kurkentrekkers te worden geslingerd? Of is er een andere reden dat ze haar vingers niet stil kan houden?

Het laat me niet los. Ik word al een tijdlang geplaagd door tics, al zal ik pas vele jaren later ontdekken dat ze zo heten. Als een losgeslagen robot worstel ik mij door mijn puberteitsjaren en ik heb geen idee wat me mankeert. Rare blikken en opmerkingen negerend probeer ik me op andere dingen te richten, maar de tics eisen me volledig op. Mijn spieren voelen als stalen kabels die het gewicht van de wereld moeten dragen en toch kan ik het niet stoppen.

Geïnspireerd door de jongedame met de friemelvingers vraag ik me af: wat als ik de spanning naar mijn handen zou kunnen verplaatsen? Dan zou het niet zo opvallen en het zou een stuk minder vermoeiend zijn. Friemelen met mijn vingers, in tegenstelling tot schudden met mijn hoofd, schoppen met mijn benen en knipperen met mijn ogen. Dat lijkt me wel wat. In elk geval een hele verbetering ten opzichte van de bonte verzameling aan bewegingen en geluiden die ik dagelijks tentoonspreid. Tics in je vingers, zou het kunnen?

Vanaf dat moment neem ik me voor om de spanning die ik in mijn hele lijf voel naar mijn handen over te brengen. Natuurlijk gaat dit in eerste instantie faliekant mis en krijg ik er alleen maar meer spanning bij. Door me te focussen op mijn handen voel ik nu ook daar de drang om te ’ticcen’ terwijl de overige tics onverminderd blijven bestaan. Bovendien kom ik erachter dat handen niet de meest praktische lichaamsdelen zijn voor tics. Ik schud op die manier redelijk wat glazen leeg en er belanden aardig wat voorwerpen op de grond. Toch lukt het me om er na jarenlang oefenen zo mee om te gaan dat de cola wèl in mijn glas blijft zitten.

Rotterdam, 2000. In de loop van de jaren zijn mijn tics milder geworden en ik sta niet meer stil bij mijn pogingen van destijds. Tot ik op mijn 26ste een gesprek heb met een medisch specialist op het gebied van Tourette. Ik weet op dat moment nog steeds niet zeker of ik Tourette heb, maar ik heb wel een sterk vermoeden. Toch heb ik mijn twijfels, juist omdat mijn tics nu zover naar de achtergrond lijken te zijn verdwenen. Totdat de arts in kwestie het verlossende antwoord geeft: ‘Voor mij is het heel duidelijk. Je hebt het syndroom van Gilles de la Tourette’. Hoe hij dat zo snel kan opmaken uit alleen een kort gesprek met mij, vraag ik hem. ‘Ik weet het aan de hand van wat je me vertelt. En ik zie het aan je vingers.’

Een gedachte over “Tikkende vingers

Plaats een reactie