Onze vakantie begint op een eind te geraken en de laatste plaats komt in het vooruitzicht: San Francisco. Het is een rit van een kleine drie uur, waarbij we alleen een keer stoppen om te lunchen. Rond enen arriveren we in San Francisco. Als we de stad inrijden hebben we een mooi uitzicht over San Francisco Bay en zien we in de verte de beroemde Golden Gate Bridge en het gevangeneiland Alcatraz liggen. We verblijven in een oud hotel; het gebouw stamt uit 1904 en het is smaakvol ingericht in Victoriaanse stijl.
Een ‘bellboy’ brengt ons met een ouderwetse handbediende lift naar de derde verdieping. Hij vraagt welk kamernummer we hebben en Mario zegt ‘301’. ‘Oh, that’s a beautiful room’ zegt hij. Mario checkt de sleutel nog eens die hij zojuist gekregen heeft en ziet dat hij een paar getalletjes heeft omgedraaid. ‘No, it’s 310′ zegt hij dan. Ik grap: ‘but that’s a beautiful room too, right?’ De bellboy lacht een beetje schaapachtig. Bij binnenkomst begrijpen we waarom: dit is de kleinste hotelkamer die we ooit hebben gezien. Toegegeven; het is netjes en geheel in de stijl van de rest van het hotel en wat erin moet staan staat erin: een bed, douche en toilet. Maar dat is het dan ook echt. Er is totaal geen ruimte om het bed heen; we kunnen maar amper tussen de muur en het bed door lopen, laat staan onze koffer wegleggen. Ruimte voor onze spullen is er niet en de badkamerdeur kan maar half open, omdat deze tegen het bed draait. Ik val neer op het kleine bed en bel even naar huis. De laatste keer dat ik iets van me heb laten horen, was toen we net in Palm Springs waren aangekomen. Het doet goed om de stemmen van pa en ma weer te horen.
Daarna is het tijd om de stad in te gaan. Het rijden hier is een stressvolle bezigheid; het is een drukke stad met veel vormen van verkeer; auto’s, bussen en de bekende oude kabeltrammetjes schieten aan alle kanten voorbij. We laten de Mustang dus staan en gaan eerst de stad te voet verkennen. We genieten van een drankje in een barretje op Union Square, een plein wat niet zover van ons hotel verwijderd is.
We blijven even staan aan het einde van Powell Street, dit is de plaats waar de cable cars op een draaiplatform van richting wisselen. Het is leuk om te zien hoe de bestuurders de trams vooruit duwen en een groepje van drie straatartiesten zorgt met hun leuke à capella nummers voor de juiste sfeer bij dit tafereeltje. We kopen een dagkaart voor morgen, die geldig is voor alle vormen van openbaar vervoer. Tegen een uur of zes vallen we weg bij ‘Lori’s’, een typisch Amerikaanse diner uit de 50’er jaren. Het interieur is opgeleukt met een lichtblauwe Edsel met een pop achter het stuur en een hond op het dak. Na het eten wandelen we weer terug naar het hotel, waar Mario naar een aflevering van C.S.I. New York kijkt, terwijl ik dit reisverslag weer bijwerk. Tegen twaalven gaan we slapen.
De volgende dag zijn we weer op tijd wakker. Na het ontbijt in de (ook veel te krappe) ontbijtzaal wandelen we naar Powell Street, niet ver van ons hotel. Hier nemen we plaats in één van de oude kabeltrams en stappen uit in het chaotische Chinatown. We wandelen langs een markt waar naast groente en fruit de vreemdste dingen verkocht worden, zoals voorverpakte vissen, insekten en zelfs gedroogde zeepaardjes. Het is een ratjetoe van geuren; het ene moment ruiken we een doordringende vislucht en een paar blokken verder komt ons een aroma van wierook tegemoet. Het is druk op straat en zoals te verwachten valt is negen op de tien mensen hier van Aziatische afkomst. Er wordt hier meer Chinees gesproken dan Engels, terwijl we toch echt in een Amerikaanse stad zijn. We doorkruisen een parkje voor een kerk waar een groep van zo’n 20 Chinese vrouwen ochtendgymnastiek aan het beoefenen zijn. De instructrice dreunt herhaaldelijk een riedeltje op, wat klinkt als ‘cheng jong sam’, door de rest van de groep steeds gevolgd door ‘hai’. Dit deuntje blijft de rest van de dag in ons hoofd hangen.
Ze liggen op een klein pontonnetje bovenop elkaar en duwen elkaar er langs alle kanten vanaf om het beste plekje te hebben, terwijl er nog tientallen lege pontons naast liggen.
Even later bevinden we ons in North Beach, ook wel het ‘Little Italy’ van de stad genoemd. Hier vindt je pizzeria’s en Italiaanse ijssalons. Grappig dat elke wijk zo z’n eigen cultuur heeft. Het absolute hoogtepunt van de stad is voor ons het gezellige Fisherman’s Wharf, wat een eindje voorbij North Beach ligt. Als we Pier 39 naderen hoor ik vanuit de verte de zeeleeuwen al brullen, die hier al 20 jaar in grote groepen liggen te zonnen op houten pontons in de baai. Het is een grappig gehoor en een nog grappiger gezicht. Ze liggen op een klein pontonnetje bovenop elkaar en duwen elkaar er langs alle kanten vanaf om het beste plekje te hebben, terwijl er nog tientallen lege pontons naast liggen.
Vanaf het einde van deze pier kunnen we de hele baai overzien; we zien het eilandje Alcatraz en in de verte de Golden Gate Bridge liggen. Het waait hier behoorlijk hard, maar het zonnetje schijnt dus de temperatuur is aangenaam. We kuieren op ons gemakje verder en vallen weg bij ‘Wipe Out’, een gezellig lunchcafé. Na een hamburger met frietjes kunnen we er weer tegen. Op Fisherman’s Wharf kun je makkelijk een hele dag vertoeven; je vindt hier leuke winkeltjes, goede restaurants en gezellige terrasjes.
Na een winkelrondje op Fisherman’s Wharf, nemen we de bus naar Alamo Square, een wijk met mooie Victoriaanse huizen. We maken er een klein wandelingetje om wat van de fraaie geveltjes te zien en daarna stappen weer op de bus om vervolgens bij 7th Street weer de cable car te nemen.
Dit keer stappen we uit bij Lombard Street, ook wel bekend als het kronkeligste straatje van de wereld. Veel automobilisten zien het als een uitdaging om over deze straat te rijden die met z’n vele kronkeltjes steil naar beneden loopt. Zo ook de bestuurder van een felgele Camaro, tot groot genoegen van mijn reisgenoot. De bochten liggen verscholen tussen groene perkjes met mooie bloeiende hortensia’s. Wij lopen de trap af die naast deze straat ligt, met nog een aantal andere toeristen; het is er aardig druk. Vanuit Lombard Street wandelen we weer terug naar het begin van Fisherman’s Wharf, die we helemaal uitlopen tot we weer bij Pier 39 zijn. We hebben inmiddels honger gekregen en nemen plaats in het Hardrock Café waar we genieten van een lekker diner.
Weer buiten is het inmiddels aardig afgekoeld; de zon is bijna onder en er staat een harde wind. We knopen onze jas dicht en trotseren de koude wind om getuige te zijn van een spectaculaire zonsondergang. De lucht kleurt oranje en onder luid gebrul van de zeeleeuwen zien we de zon langzaam in zee zakken, met de Golden Gate Bridge op de achtergrond.
Na een laatste drankje stappen we voor de laatste keer in één van de oude trammetjes, die ons weer een aantal blokken voor ons hotel afzet. Het laatste stukje te voet over de steile straten omhoog en omlaag valt ons zwaar; het is koud, we moeten allebei plassen en ik ben hardleers; ik heb wéér mijn slippers met plateauzolen aan. Ik had er niet op gerekend met een openbaar-vervoer-pas nog zoveel te lopen, maar intussen hebben we China Town, North Beach, een stuk van Alamo Street, Lombard Street en een aantal keer Fisherman’s Wharf helemaal afgelopen. We zijn dan ook blij als we weer lekker op bed kunnen gaan liggen in ons veel te kleine hotelkamertje, lekker warm onder de dekens.
Time flies when you’re having fun. De drie weken in de States zijn omgevlogen en het is tijd om weer naar huis te vliegen. Na het ontbijt laten we onze Mustang weer voorrijden en tanken we hem voor de laatste keer vol. Mario checkt de kilometerstand; we hebben in totaal maar liefst 4300 kilometer afgelegd. Met pijn in ons hart nemen we afscheid van ‘onze’ Mustang die inmiddels vertrouwd is gaan voelen en stappen we in de monorail die ons naar de international terminal op het vliegveld brengt.
We zijn het erover eens dat dit de mooiste reis was die we (tot nu toe) hebben gemaakt. De combinatie van bruisende steden, spectaculaire natuurparken en weidse landschappen maakt dit deel van Amerika tot een gebied dat tot de verbeelding spreekt. We’ll be back!