Het is dinsdag 27 juni. Na een week met veel zon en hoge temperaturen, is het weer vandaag omgeslagen naar typisch Hollandse miezer. Ik stap het leslokaaltje aan de Rotterdamse Gouvernestraat binnen, waar de overige leden van het schrijfclubje al aan tafel zitten. Nadat de docente iedereen van een drankje heeft voorzien en voordat we ieders ingezonden stukken gaan bespreken, praten we over de boeken die we aan het lezen zijn. We discussiëren over de schrijfstijl van een Amerikaanse auteur, die opmerkelijk lange zinnen maakt. Het is niet mijn ding, geef mij maar de boekenserie van ‘De dinsdagvrouwen’ van Monika Peetz. Boeiende verhalen in een toegankelijke taal. Maar ik merk al snel dat ik de enige in het groepje ben die er zo over denkt.
Blame it on the rain, aan mijn slaapgebrek van de afgelopen nachten of aan de tijd van de maand, zo denk ik er nou eenmaal over.
Al pratend komen we uit bij het onderwerp kunst en met name het werk van Mondriaan. Ook die zie ik niet zo zitten. Ik kan de gekleurde vierkantjes niet waarderen, ik vind het te makkelijk. Vind ik de zojuist besproken schrijfstijl te kunstzinnig, het werk van Mondriaan vind ik niet kunstzinnig genoeg. En in beide meningen sta ik alleen, wat me verwart. “Ik zal er wel te nuchter voor zijn,” verzucht ik. De docente stelt dat het belangrijk is om kunst in het juiste tijdsbeeld te plaatsen; iets wat men nu te gewoontjes zou vinden, kon vroeger heel gewaagd zijn. Zal wel denk ik, maar ook in 1900 konden die stomme vierkantjes door de gemiddelde kleuter zijn getekend. Ik blijf het gewoon niet bijzonder vinden. Hoewel ik weet dat de docente een punt heeft, ben ik onvermurwbaar en niet van plan toe te geven. Blame it on the rain, aan mijn slaapgebrek van de afgelopen nachten of aan de tijd van de maand, zo denk ik er nou eenmaal over.
Later die avond, wanneer ieders werk is besproken, komt de wijn op tafel en praten we nog wat na. De docente vertelt dat ze het zo fijn vindt dat we op zo’n liefdevolle manier met elkaars werk omgaan. We stoppen tenslotte allemaal een stukje van onszelf in onze teksten en dat is niet makkelijk. Elkaars werk van feedback voorzien is misschien nog wel lastiger. Maar het allermoeilijkste is de feedback op je eigen werk aanvaarden en daarom is het fijn dat we voorzichtig omgaan met elkaars gevoel. Dat kan iedereen beamen en hierover heb ik gelukkig wel dezelfde mening, want ook ik vind dat we in dit clubje heel fijn met elkaar omgaan. Met deze stelling lijkt het startschot gegeven voor een serie diepgaande gesprekken, verhalen uit het leven. Rauwe verhalen over onrecht, verlies en de vergankelijkheid van het bestaan. De emoties zijn voelbaar. Ik kijk om me heen. De cursiste rechts van me slikt, zichtbaar aangedaan. De cursiste tegenover me heeft tranen in haar ogen en aan mijn linkerkant zit de docente op haar lip te bijten.
“Houden jullie nu op? Want ik moet bijna huilen,” zegt ze. Ach, mijn eigen dinsdagvrouwen.
Ik denk nog eens na over de discussie van eerder die avond en ik kom tot de conclusie dat ik mezelf in dit groepje genoeg op mijn gemak voel om voor mijn mening uit te komen, ook wanneer die afwijkt. Hoe mooi is dat? Met een knuffel en een lach nemen we afscheid. Inderdaad, het is heel fijn dat we liefdevol met elkaar omgaan. Dat we samen kunnen huilen, lachen en discussiëren. Altijd met respect voor elkaar. Was de wereld maar een schrijfclubje.