Als huiswerkopdracht voor de cursus ‘de beginnende schrijver’ schreef ik een kort kinderverhaal. Mijn opdracht was de volgende rolverdeling te gebruiken:
Plot: de hoofdpersoon accepteert z’n tekortkoming en leert dat dat juist hetgeen is wat hem of haar bijzonder maakt.
Lees hier het resultaat.
Jasmijn Mager is een meisje van 5 jaar. Jasmijn is een heel bijzonder meisje, want ze heeft aan elk hand zeven vingers. Zelf vond Jasmijn dit nooit erg, ze wist niet beter. En soms zijn die extra vingers wel handig. Wanneer ze drie kopjes melk wil dragen bijvoorbeeld. En weet je wat Jasmijn heel goed kan? Figuurtjes maken met een touwtje. Daar is ze het beste in van alle kinderen in de klas. Ze draagt altijd een touwtje bij zich in haar jaszak zodat ze wanneer ze daar maar zin in heeft weer nieuwe figuurtjes kan maken. Dieren, een kop en schotel, een parachute, ze heeft ze allemaal al gemaakt. Maar nadat Jasmijn op school een keertje is uitgelachen omdat ze veertien vingers heeft, vindt ze het niet leuk meer om zoveel vingers te hebben. Nu is ze bang dat de andere kinderen haar maar raar vinden en zou ze het liefste ook gewoon tien vingers hebben.
In het dorp waar Jasmijn woont, woont ook Hetty. Hetty is beeldschoon, daarom zien de mensen haar graag. Maar wat bijna niemand weet, is dat Hetty een heks is. Hetty de heks is een beetje een vreemde heks, want ze heeft een allergie voor vingers. Dat betekent dat ze jeuk krijgt als ze teveel vingers bij elkaar ziet. Daarom draagt ze altijd handschoenen. Dan hoeft ze haar eigen vingers niet te zien. Ze zou het liefste helemaal geen vingers willen zien.
Op een dag is Jasmijn aan het spelen in het park naast het huis waar Hetty woont. Hetty is net de planten in haar tuin aan het water geven. Deze planten gebruikt Hetty om haar toverdrankjes van te maken. ‘He, hallo!’ roept Jasmijn vrolijk. ‘Waarom heeft u handschoenen aan? Het is toch niet zo koud?’ Hetty kijkt even naar Jasmijn en gaat dan weer door met het verzorgen van de planten. ‘Ik kan geen handschoenen dragen’, zegt Jasmijn. ‘Want ik heb teveel vingers en daar worden geen handschoenen voor gemaakt’. De ogen van Hetty de heks worden zo groot als schoteltjes als ze naar de handjes kijkt die Jasmijn voor haar gezicht houdt. Dit is haar ergste nachtmerrie. Snel bedekt ze haar ogen met haar hand en ze roept verschrikt: ‘weg met die vingers! Haal ze weg!’ Jasmijn moet erom lachen. Ze vindt Hetty een beetje raar, maar ook wel grappig. Ze steekt haar handen in haar jaszak en zegt: ‘oke, je kunt weer kijken, ze zijn weg’. Voorzichtig haalt Hetty haar hand weg. ‘Was me dat even schrikken zeg’, zucht ze. ‘Ik heb er dorst van gekregen. Ik ga een kopje brandnetelthee drinken, lust jij ook wat?’ Hoe zou dat smaken, brandnetelthee? denkt Jasmijn en ze volgt Hetty naar binnen.
Wat een grappig huisje is dit, overal staan potten en pannen en in de hoek staat een tafel met flesjes gekleurde vloeistof. Op het fornuis staat een geurende pan met een rare brij te pruttelen. ‘Dat is mijn beroemde hutsel-fruts’ zegt Hetty. ‘Die moet nog even garen’. Ze pakt de waterkoker en ze stopt wat groene takjes en kruiden in een theezeefje. Terwijl Jasmijn naar de pan hutsel-fruts kijkt pakt Hetty snel één van de gekleurde flesjes van de tafel en doet een paar druppeltjes ervan in een kopje. Dan schenkt ze warm water in het kopje en hangt ze het theezeefje erin. Ze zet het kopje voor Jasmijn neer. ‘Hier kind, drink op, dit is goed voor je’ zegt Hetty. Voorzichtig zet Jasmijn haar lippen tegen het kopje en neemt een klein slokje. Dit smaakt eigenlijk best wel lekker. Ze neemt nog een wat grotere slok en dan ziet ze dat Hetty opeens haar armen in de lucht gooit en heel hard begint te roepen: ‘Sim-sa-la-bim, lever die extra vingers in! Luister wat ik zeg, haal die extra vingers weg!’ Jasmijn schrikt zich een hoedje als de pan met hutsel-fruts opeens begint over te koken. Een bedwelmende walm ontsnapt uit de pan en als Jasmijn de lucht inademt valt ze in een diepe slaap.
Een paar uurtjes later wordt Jasmijn wakker. Ze wrijft in haar ogen en kijkt om zich heen. Waar is ze? Dan herinnert ze zich dat ze thee dronk bij Hetty maar ze is niet meer in Hetty’s huis. Ze zit onder een boom in het park. Op de plek waar ze aan het spelen was voordat ze Hetty met haar gieter zag. Ze rekt zich even uit en als ze op wil staan hoort ze de stem van haar moeder. ‘Jasmijn, daar ben je! Ik heb je toch gezegd dat je niet zo ver weg mag gaan als je buiten gaat spelen!’ roept haar moeder bezorgd. ‘Mama, mama, mama!’ roept Jasmijn, ‘moet je horen, ik heb brandnetelthee gedronken en toen kookte de pan met hutsel-fruts over en en…’ Opeens herinnert Jasmijn zich Hetty’s toverspreuk. Ze blijft even stokstijf staan en kijkt naar haar handen. Pff, gelukkig, ze heeft al haar vingers nog. Tevreden loopt ze met haar moeder naar huis. Uit haar jaszak haalt ze een touwtje en ze begint te friemelen. ‘Kijk mama, de Eiffeltoren!’ Trots laat ze haar moeder haar creatie zien. ‘Knap gedaan schat’ zegt moeder. Jasmijn lacht tevreden. Laat anderen maar lachen, denkt ze, ik ben blij met al m’n vingers. Vlak voordat ze het park uitloopt kijkt ze nog even naar het huisje op de hoek. Een mevrouw met een gieter kijkt haar aan en knipoogt vriendelijk. Jasmijn blijft even staan, knipoogt terug en huppelt dan vrolijk achter haar moeder aan naar huis.